17 september 2012

Biya’s Bier


Bier drinken is de nationale hobby in Kameroen. Naar eigen zeggen staat Kameroen op nummer één wat betreft de wereldwijde bierconsumptie. Nu is dat natuurlijk wel iets om trots op te zijn.

Een Kameroenees biertje is om te beginnen 2/3 liter. Dus als je een biertje in Kameroen achterover hebt geklapt, ben je in Nederland al drie vaasjes verder. Dat gaat hard.

Verder zijn Kameroenesen ook een stuk minder aan biertijden gebonden dan wij. Dinsdagochtend negen uur. Biertje? Ach waarom niet. Bij het politiebureau stak ik vorige week rond een uurtje of 12 m’n hoofd om de hoek, en jawel hoor: Massaal combineerden de ‘officers on duty’ hun maïs, vlees en groente met een flinke fles pils.

Opmerkelijk genoeg drinken de meeste Kameroenesen hun bier half lauw. ‘Fresh’ noemen ze dat. Velen drinken hun bier liefst zelfs ‘hot’. Van ‘whiteman’ weten ze dat ze hun bier ‘cold’ willen. In de stad lukt dat meestal wel, maar op het platteland ben ik al heel blij met een ‘fresh’ biertje.

De Kameroenesen hebben hun eigen merken, zoals Export en Castel. Maar ook Amstel, Beaufort en Isenbeck zijn grote merken in Kameroen. Die worden onder licentie gewoon in Kameroen gebrouwen door Les Brasseries du Cameroun.

De brouwerij maakt onderdeel uit van Groupe Castel. Heineken heeft 8,8% van de aandelen. Maar wie o wie schijnt een grote vinger in de pap te hebben bij Les Brasseries? Juist ja, de presidentiële familie van Paul Biya. Geen ‘brood en spelen’ maar bier houdt het Kameroenese volk tevreden.

De vrachtwagens van Les Brasseries komen in alle hoeken en gaten van het land. Zelfs op plekken waar geen enkele fourwheeldrive auto kan komen, zie je rode vrachtwagens vrolijk rond tuffen. In het landsbelang natuurlijk, dat is wel duidelijk.


14 september 2012

De Afrikaanse koning en zijn prachtige dochter


Er was eens een Afrikaanse koning. Hij had een bijzonder mooie dochter. Schitterende donkere ogen, glanzend lang haar, een prachtig figuur en een glimlach waar geen man tegen bestand was. Iedere man in het land van de Afrikaanse koning wilde met haar trouwen.

De koning wilde echter niet dat zijn dochter met de eerste de beste zou trouwen. Nee, hij wilde dat zijn toekomstige schoonzoon even slim zou zijn als hij. Daarom bereidde hij een peperdrankje. Dit drankje was zo sterk dat geen man het kon drinken zonder te sidderen en zijn gezicht te vertrekken.

Honderden mannen hoorden het nieuws dat de prinses uitgehuwelijkt zou worden. Eén voor een trokken ze langs de koning en dronken het drankje. Geen van hen kon het drankje drinken zonder zijn gezicht in een grimas te trekken.

Na een week kwam de sterkste man van het land bij de koning. Met zijn ruim twee meter zei hij tegen de koning: “ik wil met je dochter trouwen”. De koning gaf hem het drankje en zei: “Als je dit opdrinkt zonder je gezicht te vertrekken, mag je mijn dochter trouwen”. De sterke man pakte zelfbewust het glas en goot het drankje in een teug achterover. Hij probeerde zich groot te houden, maar het drankje was te scherp en zelfs deze beer van een vent sidderde.

De koning wilde het bijna opgeven. Geen man zou goed genoeg zijn voor zijn dochter. Toen betrad een slimme jongeman uit het verre noorden van het koninkrijk het paleis. De jongeman gooide het drankje achterover en terwijl hij dronk zei hij hevig sidderend: “Uw denkt zeker dat ik ga sidderen en mijn gezicht op deze manier ga vertrekken?”. Hij zette het lege glas terug, bracht zijn gezicht weer in plooi en zei met een glimlach op zijn gezicht, “maar dat doe ik niet Koning, want ik wil dolgraag uw dochter trouwen”.

En de volgende dag kondigde de koning het huwelijk aan. 

28 mei 2012

De andere kant van de medaille

‘Prepared by Nestle Nederland’ ik kijk tegen een palet met dozen poedermelk aan. Achter me laadt een jongen een tweedehands rode autoportier op een bus.  Een geit wordt door twee sterke handen ook op het dak getild. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is.

Ik zit op ‘Amour Mezam’ busstation in Bamenda. Het is snikheet. Zo meteen vertrekt de bus naar Buea, een ritje van zo’n 8 uur. Als het mee zit. Ik ga naar huis. Althans als ik Buea zo kan noemen na vijfeneenhalve maand. Ik reis veel in Kameroen. En doordat ik zoveel op pad ben, is het lastig een thuis op te bouwen. Enige regelmaat is me vreemd, zoals iedere zondag tennissen of een vrijdagavondborrel.

Als de bus vol is, gaan we. Dat duurt soms een paar uur. En soms duurt het zo lang, dat ze de bus maar annuleren. Dan moet je langs de weg proberen om nog een busje de goede richting op te vinden. Of je kunt wachten tot in de avond de nachtbus gaat. Openbaar vervoer is een avontuur in Kameroen. En de andere kant van de medaille van avontuur is vaak erg vermoeiend.

Een Kameroenees slaapt op mijn schouder. Ik heb een arm in m’n nek van m’n achterbuurman, die met zijn hoofd op mijn stoel voorovergebogen ligt te slapen. En hoewel ik probeer te slapen, stoot m’n hoofd bij iedere hobbel tegen het raam. We zijn onderweg. Met dertig man en een geit in een busje die bedoeld is voor hooguit twintig passagiers. Langs de kant van de weg rennen vrouwen en kinderen die zwetend proberen wat eten te verkopen met de bus mee. Dat is hun enige optie om een klein beetje geld te verdienen.  

Langs de weg zie ik een moeder die haar baby de borst geeft en de luier verschoont. Een mannetje in een veel te klein hokje verkoopt beltegoed. Z’n buurvrouw slaapt in het kozijn van haar mini winkeltje. De golfplaten daken van hun keetjes zijn verzwaard met stenen, zodat ze er niet af waaien bij een tropische wind. Ik probeer wat te slapen.

Even later schrik ik op. Met gierende remmen wijkt de bus uit. De chauffeur schreeuwt druk gebarend naar een voetganger die hij net bijna van de weg reed. Auto’s rijden dicht langs de kant van de te smalle wegen, zonder rekening te houden met voetgangers. Kort geleden zag ik een wit laken op de weg liggen. Het ongeluk was net gebeurd. Huilende mensen hadden zich langs de kant van de weg verzameld. Auto’s raasden langs, alsof er niets gebeurd was.

Over vijf weken vlieg ik voor een lange vakantie naar Nederland. Het leven in Kameroen is boeiend, maar ook vermoeiend. Vooral het vele reizen vraagt z’n tol. In Nederland kan ik weer even opladen; wennen aan de vanzelfsprekendheid van luxe. Heel fijn, maar soms ook een beetje saai. In de trein straks geen slapende Kameroenees op m’n schouder. Kan er iemand alsjeblieft voor wat afleiding zorgen in de stiltecoupe?

25 april 2012

Max

Voor onze ‘buurtsuper’ zitten vier mannen bier te drinken. Ik bestel broodjes en eieren. Vanuit de speakers klinkt luid R&B muziek. Daar zijn de Kameroenesen dol op. Bijna net zo dol als op Celine Dion. Het is acht uur ’s ochtends.

Max runt de buurtsuper bij ons om de hoek. Nog niet zo lang trouwens; afgelopen najaar is hij begonnen; net voordat ik naar Kameroen kwam. Max is altijd vriendelijk. Met een grote glimlach helpt hij z’n klanten. Het geld pakt hij omzichtig aan, alsof ieder muntje een miljoen euro waard is. Ik kom niet weg, zonder een plastic tasje om ieder afzonderlijk product. Alsof ik anders zijn status als buurtsuper te grabbel zou gooien.

Max spreekt nauwelijks Engels en een paar woorden Pidgin. We spreken Frans. Althans ik doe een poging. Pas geleden vroeg een Kameroenese vriend, die wel vloeiend Frans spreekt, waarom collega Mieke en ik toch altijd Frans spreken met Max. Want volgens hem spreekt Max ook niet echt goed Frans.

Veel meer dan een rode keet is onze buurtsuper niet. Met een golfplaten dak en een betonnen veranda. Dat doet overigens niets af aan de verbazingwekkende omvang van het assortiment. Onze favoriete producten zijn brood, eieren, sardines uit blik, water, bier en af en toe cola. Achter de keet staan wat hutten van golfplaat en hout. Daar woont Max met zijn zwangere vrouw en nog een aantal gezinnen. Ze zijn twee jaar geleden vanuit Noord-Kameroen naar Buea getrokken. Op weg naar werk, weg van de droogte, weg van de armoede.

De buurtsuper neemt iedere week in populariteit toe. Klanten lopen af en aan. Max heeft een televisie neer gezet. En als de buurtsuper open is, staat de televisie aan. Altijd op voetbal, meestal op Engels voetbal. Max is een groot fan van Didier Drogba, de Ivoriaanse spits van Chelsea. Dat is in Kameroen eigenlijk een beetje vloeken in de kerk.

Inmiddels heeft Max onze buurtsuper uitgebreid met een stuk of 12 stoelen en drie tafels. ’s Avonds hoor ik vanuit ons huis aan het gejuich dat er een doelpunt valt in de Champions League. En de volgende ochtend krijg ik als gratis service alle uitslagen gemeld. Over een paar maanden kijk ik bij Max de Europese Kampioenschappen. Ik heb er nu al zin in.

19 april 2012

Als je niet binnen 24uur betaalt…

Bang! Onze chauffeur vloekt en tiert in het pidgin. Hij remt, stapt uit en kijkt naar de voorkant van de auto. Opgewonden stapt hij weer achter het stuur. Het bandje met christelijke muziek draait vrolijk door op de achtergrond. Na een paar keer diep adem te halen, start hij de auto en geeft vol gas.

“Hij gaat toch niet die andere auto rammen?” denk ik bij mezelf. Zo even zijn we geraakt door een andere taxi. Deze auto is zo mogelijk nog voller bepakt dan de onze. Bananen, kippen, zakken vol yams en acht mensen, allemaal opgepropt in, en op, een Toyota Carina. Strak voor zich uit kijkend passeert hij de andere auto op volle snelheid. Gelukkig.

De heenweg naar Mamfe was ook al een helse rit. Op een uur van Kumba begaf de motor het. De olie lekte. Na tweeënhalf uur wachten op een zandweg in de hete zon, kwam er een nieuwe auto. We vervolgden onze weg.

Een paar kilometer verderop, bij de post van Gendarmerie, stapt onze chauffeur uit. Hij doet het hele verhaal aan de militaire agenten. Op de weg van Kumba naar Mamfe krijgen we vijf keer controle. Naast de Gendarmerie, controleert ook de politie en de lokale overheid. Bij iedere controle moet de chauffeur geld geven. Er is altijd wel iets aan de hand. En als er niets aan de hand is, zorgen ze wel dat ze iets vinden: De auto heeft geen vignet. De papieren van de chauffeur zijn niet goed. Er mogen maar vijf mensen in de auto in plaats van acht.

Inmiddels arriveert de andere chauffeur. “Je moet betalen, anders vermoord ik je. Je hebt 24 uur, want ik ben een Christen. Maar dan vermoord ik je.” Ik denk niet dat hij overdrijft. Iedere Kameroenees kent wel een verhaal van iemand die  in elkaar is geslagen of zelfs vermoord, nadat ze iets gestolen hadden of een ongeluk veroorzaakten.

De schuldige chauffeur, inclusief al zijn passagiers, schreeuwen dat het de eigen schuld is van onze chauffeur. Ook mijn medepassagiers mengen zich in de discussie. Net voor de brug, we reden naast elkaar, sneed de bestuurder van de andere auto ons plotseling af. De bumper ligt er aan de voorkant helemaal af.  Het was in mijn ogen overduidelijk de schuld van de andere auto. Maar ik houd me veilig afzijdig. “Ahsia” zegt één van de agenten tegen me, sorry voor het oponthoud.

Na een uur debatteren en ‘hoge-school’ bemiddeling van de Gendarmerie, bedaren de partijen wat. De andere chauffeur bekent min of meer schuld. Hij kan nu echter niet betalen.  We vervolgen onze weg. Het cassettebandje speelt nog altijd kerkelijke muziek. Maar onze chauffeur ratelt z’n eigen langspeelplaat nog weer een keertje af. “Ik ben Christen, maar als hij niet binnen 24uur betaalt….”.

8 april 2012

Hoezo een blog over palmwijn?


Ik houd me stevig vast. We zitten met z’n drieën op de motor en dalen een steile heuvel af. De motorrijder baant zich een weg door het stoffige zand; grote kuilen en stenen vermijdend. Het landschap is adembenemend mooi.  We passeren akkertjes met bananen, mais, tomaten en een heuse rozenkwekerij.

Het is midden in het droge seizoen. Ik ben met Jaba onderweg naar Bwassa om een video van ons waterproject te maken. We stappen af. “This is Bwassa, let’s drop”, zegt Jaba. Ik zie niets. We lopen verder en om de hoek verschijnen inderdaad een paar houten huisjes. De was hangt buiten te drogen. Een groepje dorpsbewoners zit voor het huis van de chief. Ze drinken palmwijn. Ik wimpel af onder het mom dat ik nog niet heb ontbeten. Het is negen uur ’s ochtends.

Een aantal dagen later proost ik wel mee. We drinken op de start van het bouwproject voor de basisschool in Dibonya 3 Corners Foe Bakundu. Wat een prachtige naam voor een dorp. Het past niet op een envelop, maar wat geeft het; er is toch geen postkantoor in het dorp. De palmwijn smaakt geweldig. Lauw bier en pittig Kameroenees eten maken het feest compleet.

In aanwezigheid van de voltallige ouderraad en de bouwer bespreken we het contract, de projectdetails en het budget. Het dorp kan niet wachten om de bouw van hun school af te ronden. Ik overhandig Emmanuel Chibili, de hoofdonderwijzer, het budget voor deze fase van de bouw. Hij beheert het geld en houdt een minuscuul gedetailleerde boekhouding bij.

Na het overleg vraagt het dorpshoofd of ik hun bezoekersregister wil ondertekenen. Veel bezoekers kent het dorp niet. Sinds begin 2010 zijn slechts enkele bladzijden van het schriftje gevuld, meestal vanwege het bezoek van een ambtenaar. Blanken komen hier sowieso niet. Het dorp is nauwelijks bereikbaar. Zelfs met een motor is de route niet volledig begaanbaar. Delen van de rit moeten we wandelen. Het is een enorme uitdaging om de bouwmaterialen in het dorp te krijgen.

Nog dezelfde week ben ik te gast in Nchemba. Het dorp heet me welkom met dans en gezang. De palmwijn staat al klaar, te pruttelen in een grote vaas. Het loopt tegen de avond en het zal snel donker worden. Ik besluit eerst de voortgang van het waterproject te bekijken. Met een man of tien wandelen we de berg op langs de pijpleiding, die net gelegd is. De waterbron ligt op een prachtige rotsbodem in het regenwoud.

Na anderhalve uur zijn we terug in het dorp. Het is al donker en de palmwijn is inmiddels flink sterk en zuur. Palmwijn moet je eigenlijk zo snel mogelijk drinken; het bederft binnen een dag. Het dorpshoofd deert het niet, die slaat flink wat glazen achterover. Ik kan natuurlijk niet achterblijven en sla ook twee glazen achterover. Heel het dorp juicht en het feest kan beginnen.

Als Fabrice even later op werkbezoek is in Kameroen, bezoeken we Dibonya 3 Corners opnieuw. Met het geld van de 24uurs actie in Utrecht vorderen de bouwwerkzaamheden hard. En jawel, om ons bezoek en de bouw te vieren, bieden het dorp ons palmwijn aan. Weigeren zou niet alleen onbeleefd zijn, maar ook heel dom: De palmwijn is simpelweg veel te lekker om af te slaan. Hulde. Daarom.


Dit is een LiveBuild blog.

3 april 2012

Bier drinken met de tennisleraar


Op een kruk achterin de kantine zit Oben Nkongho. Zijn linkerarm ontspannen leunend op de bar, in zijn rechterhand een Isenbeck 0.65liter. Z’n omvangrijke buik veert op, zodra hij mij de hand schudt. Maak kennis met mijn tennisleraar.

Het is 12uur ‘s middags, dus hoog tijd voor een lunch. Hij heeft al besteld en even later brengt de serveerster kip met friet en pepersaus. We bespreken wat ik wil met tennis. Hij legt een enorme gedrevenheid aan de dag. Hij geeft les op de universiteit, maar organiseert ook allerlei clinics om mensen voor tennis te interesseren. Daarnaast is hij actief als regio coördinator van de tennisbond.

Sport en bier zijn in Kameroen net zo nauw verweven als in Nederland. Laatst ging ik ’s ochtends voetballen. Tijdens een korte pauze vroeg iemand me waarom ik geen biertje nam. De favoriete tijdsbesteding van de Kameroenese man is bier drinken, soya eten (vleesspiesjes van de barbecue) en sport kijken. Liefst Engels voetbal.

Kameroen is nummer 1 wat betreft de bierconsumptie in Afrika. Alleen Duitsland, België en Nederland schijnen wereldwijd hoger te scoren. In de officiële statistieken althans. Want als ik hier om me heen kijk, denk ik dat Kameroen topscorer is. Al is het alleen maar omdat het bier hier in flessen van 0,65 liter gaat.

M’n tennisleraar geeft me inmiddels een rondleiding op de universiteit van Buea. Hij rijdt me rond over de campus in zijn Mitsubishi met fancy antenne. Als blanke word ik aan alle collega’s voorgesteld. Op de universiteitsbanen spelen we een potje tennis in de hete zon. 

Na drie kwartier slaan, geven we er de brui aan. Conditie is wat er bij ons allebei aan schort. Hevig zwetend begeven we ons naar het universiteitsrestaurant. Voor een cola dit keer. Dat dan weer wel.

2 april 2012

Scoren met het maatschappelijk middenveld

Roger Milla scoorde in 1994 een legendarische goal tegen Rusland. Door goed positiespel vanaf het middenveld was Kameroen al in 1990 door gedrongen tot de kwartfinale van het wereldkampioenschappen voetbal in Italië. Kameroen sneuvelde in 1994 in de poulefase. De roem van de ontembare leeuwen was definitief gevestigd. Het maatschappelijk middenveld van Kameroen scoort helaas al decennia een stuk minder.

Vakbonden, huurdersverenigingen en belangenorganisaties vond ik allemaal volkomen vanzelfsprekende instituties. Het nut betwistte ik regelmatig. Wie vertegenwoordigden ze nog en wat droegen ze nu daadwerkelijk bij? Tot dat ik in Kameroen het maatschappelijk middenveld ontdekte. Of niet ontdekte eigenlijk. Want het maatschappelijk middenveld is grotendeels non-existent.

Van oudsher zijn de ‘chiefs’ het cement van de Kameroenese samenleving. Met hun ‘council’ bestieren zij het dorp. Zij verzamelen gemeenschappen, spreken recht, overleggen met andere chiefs. De op Franse leest geschroeide centralistische overheid, die vele autocratische trekjes vertoond, en een groeiend bestuursapparaat hebben de positie van de chiefs verzwakt. Daarmee is tegelijkertijd, indirect, een stem van het volk en, en met een beetje goede wil, een geografisch georganiseerde vorm van het maatschappelijk middenveld bij het grofvuil gezet.

In de jaren negentig kwam hiervoor een alternatief. Mede als gevolg van buitenlandse steun zijn in Kameroen sinds de jaren negentig een hausse aan mini-NGO’s opgericht. Doel van de steun was het versterken van de civil society. De hausse was overigens ook het gevolg van de trend om steeds meer door Westerse landen gefinancierde ontwikkelingsactiviteiten bottom up bij lokale organisaties weg te zetten.

De enorme hoeveelheid aan NGO’s richten zich op een reeks van activiteiten, als HIV/Aids voorlichting, community ontwikkeling, onderwijsprojecten en landbouwactiviteiten. Sommige van deze NGO’s hebben zich ontwikkeld tot professionele organisaties die zichzelf financieel uitermate goed bedruipen. De meeste organisaties zijn echter blijven steken in een embryonale fase en leiden een slapend bestaan. Alleen op moment dat ze geld binnenhalen worden ze actief.

Motivatie is een belangrijke drijfveer voor actie. Zo ook in Kameroen. Geld blijkt daarbij een belangrijke reden. Logisch in een samenleving waar de banen niet voor het oprapen liggen. Het is een luxe om op te kunnen komen voor specifieke maatschappelijke belangen. Het is een luxe dat de overheid deze activiteiten dan vaak ook nog actief ondersteund. Steun zowel financieel als door de organisaties een stem te geven. Het middenveld bestaat bij gratie van de overheid. Het maakt dat in Nederland het maatschappelijk middenveld nog regelmatig een doelpuntje scoort.

Deze blog verscheen op Vannimwegen

Verrassingsbezoek in Dibonya

14 februari 2012

Geitenkaas en de buren

“De buren zijn weer aan het koken”, roept Mieke met vertrokken gezicht. Regelmatig ruikt ons huis naar gerechten met gedroogde vis. Een indringende, ranzige geur; ik kan het niet anders beschrijven. Soms schuift de buurvrouw ons over het balkon ook een bord toe. Mieke verkondigt dan met een stalen gezicht dat het erg lekker was.

De volgende dag komt Mieke enthousiast thuis. Ze heeft in Douala geitenkaas op de kop getikt. Opmerkelijk hoe snel we ‘luxe’ eten missen. Toch is in Buea best veel te vinden. Als je goed zoekt tenminste. Iedere dag is er wel ergens een markt met vers fruit en groenten. In een aantal supermarktjes verkopen ze pasta, rijst, en luxe gerechten als pindakaas en jam. ’s Avonds, wanneer Buea transformeert tot een barbecue paradijs, kun je heerlijk vlees, vis en omelet eten.

Een paar dagen kijken we verlekkerd naar de geitenkaas in onze koelkast. We fantaseren over alle mogelijk recepten die we kunnen maken. De meeste recepten vallen helaas af, omdat veel ingrediënten niet te krijgen zijn. Ik wil spekjes proberen te maken van een bevroren varkenspoot. De verkoper scheurt een stuk karton af, veegt het mes langs een vieze doek schoon. Dan begint hij de poot op het stuk karton in stukken te hakken.

Na een week voorpret, smaakt de salade met geitenkaas goddelijk. Ik verheug me nu al op een volgende trip naar Douala. Zouden ze ook Aziatische ingrediënten hebben? En oude kaas? In onze keuken dringen inmiddels 'verse' kookluchten binnen van onze buurvrouw. Misschien moeten we voor haar ook maar wat meenemen uit Douala. 

3 februari 2012

My way or the highway

Alain rent bezweet op en neer over de hete vlakte. Vanuit de schaduw van het net gebouwde radiohokje sla ik het vermakelijke tafereel gade. In het begin gebaart Alain nog druk naar zijn Kameroenese collega’s, maar gaandeweg raakt hij steeds meer in zichzelf gekeerd. Alain werkt aan een zendmast voor Mamfe. Hij woont vlakbij Luik, is een jaar of vijftig en reist als radio technicus de wereld rond. Even hiervoor is hij in Afghanistan aan de slag geweest. Nu dus in Kameroen.

Het project is twee jaar geleden gestart. Met een zwaar frans accent verzucht Alain “in Europe this project would take one month, one month!”. Het project omvat een hoge mast van vijftig meter en een gebouwtje op een kale heuvel vlakbij Mamfe. Een Nederlandse organisatie financiert het project. Thomas Orock, één van onze projectpartners in Kameroen, is mede initiatiefnemer van het project. Ik ben een aantal dagen met hem op pad om de projecten van LiveBuild te bezoeken. Thomas Orock zucht, hij is moe en wil het liefst weg van de hete heuvel.

De volgende dag bezoeken Thomas Orock en ik Nchemba, waar LiveBuild een water-by-gravity systeem mogelijk maakt. Alle mannen van het 400 zielen tellende dorp hebben zich verzameld om aan de slag te gaan. De hele ochtend werken de mannen hard. Het is heet en het zweet gutst ze van hun hoofd. Ze graven sleuven waar later de pijpleidingen komen. Ook maken ze een plek in het bos vrij om de toekomstige watertank te beschermen tegen omvallende bomen.

Wat een verschil met het radio project. Het is een eenvoudig watersysteem. Het dorp kan daardoor veel van het werk zelf doen. Waar nodig springt een technicus bij. Er komt geen blanke aan te pas. Volgens Thomas Orock is het dorp extra gemotiveerd door ons bezoek: “It’s better to inspect than to expect”. Na een door het dorp bereide lunch van makreel, cassave en soep, keren we tevreden terug naar Mamfe.

Daar is Alain tot en met de volgende ochtend bezig om het radio project op de rit te krijgen. Hij meet uit waar de zendmast moet komen en waar de steunkabels moeten worden bevestigd. Als de Kameroenese technici, die straks het project moeten uitvoeren, hem weer niet begrijpen, rent hij nog harder op en neer. De Kameroenesen grijnzen enigszins beschaamd, maar lijken ook wat geïrriteerd door zijn manier van werken. Alain heeft er maling aan en lijkt maar aan één ding te kunnen denken: ‘my way, or the highway’. 


Deze blog verscheen op LiveBuild

21 januari 2012

Waar is de IKEA?

Mieke wijst een rode stof aan voor de gordijnen in haar slaapkamer. “Nee, dat kan niet. Die stof is voor jurken”, geeft de verkoper aan. Ondertussen met een schuin oog naar Chelsea - Fullham kijkend. Ik voel de dikke stof en vraag of het gordijnstof is. Hij knikt. “Waarom kunnen we het dan niet kopen om gordijnen van te maken”, probeer ik nog. “Omdat we het gebruiken voor jurken”, zegt hij met een ijzeren logica.

Drie uur later komen we moe maar voldaan thuis. Het is gelukt. We hebben gordijnstof en we hebben een naaiatelier gevonden. Het atelier is een hok van twee bij twee meter. Buiten voor de deur staat één naaimachine. Een aardige vrouw met haar peuter bemant het atelier. Ze is blij dat wij haar werk bezorgen.

Mieke en ik richten ons huis in. Het appartement was volledig leeg toen Mieke het in november betrok. Tafels, stoelen, bedden, matrassen, keukenspullen; alles moest Mieke aanslepen. Dat is veel werk in Kameroen. Alles wordt op maat gemaakt. In Buea is geen IKEA waar je met de auto even heenrijdt en inlaadt.

Voor onze banken, bedden en tafels gaan we naar Eric. Onze timmerman is een verlegen gast van een jaar of vijfentwintig. Hij werkt met een aantal leerlingen in een mini-werkplaats. Een vervallen schuurtje. De werkbank die buiten staat is schots en scheef. Veel materiaal hebben ze niet. Twee zagen, een hamer. Af en toe slepen ze een naaimachine de werkplaats in. Knap wat ze nog weten te produceren.

“Eric, we would like a table”, zeg ik. “Ok, ok”, zegt Eric, terwijl hij z’n portfolio er bij pakt. De foto’s van meubels en lijkkisten zijn vaal en verkleurd in de zon. Ik blader voor de vierde keer door de foto’s, maar zie nog steeds niets leuks. Ik kies uiteindelijk de simpelste tafel, leg de maten uit en vraag naar de prijs. “Well, so much wood, and other material, nails, vanish, labour, mmm, twentyfive thousand.” Hij vraagt ongeveer 38 euro, maar zoals het hoort trek ik een bedenkelijk gezicht: “Too much, it’s only a small table. We are your very best customers.” Eric wrijft over z’n kin en in de verte kijkend mompelt hij zachtjes: “Ok, ok, twenty. Cheapest price.”

Vier dagen later belt Eric me enthousiast op, de tafel is klaar: “Come now!” De tafel is mooi geworden en Eric is duidelijk trots op het resultaat. Eén van de jongens uit de werkplaats loopt met me mee voor het vervoer. Tafel op zijn hoofd. Langs de weg houden we een taxi aan. We mogen de tafel voor 15eurocent achterin vervoeren. De tafel steekt een meter uit en de achterklep moet wagenwijd open blijven staan. Ik vraag of we het niet met een touw moeten vastmaken. “No, not necessary, let’s go!”

Vanaf de hoofdweg wankelt hij met de tafel op zijn hoofd naar ons huis. Het zweet loopt over zijn gezicht, de tafel is zwaar. Ik bied aan om de tafel over te nemen. Daar wil hij niets van weten. Met een glimlach zet hij even later de tafel in onze woonkamer. Zijn hoofdafdruk staat in de nog natte lak van de tafel. Maar wat een service. Daar haalt de IKEA het dan weer niet bij.

12 januari 2012

Help, een Kameroenees ziekenhuis!


Ik heb al een week een ontstoken oor en ben hartstikke doof. ’s Nachts loopt het vocht uit m’n oor. Ik begin me zorgen te maken, maar zie een ziekenhuisbezoek in Kameroen niet echt zitten. Al Banda, onze trouwe Kameroenese vraagbaak, stelt me gerust: “There are many well educated doctors in the General Hospital. They know what they are doing. I will join you.”

Bij de ingang kopen we een schrift van het ziekenhuis. Nadat ik daarin m’n naam, beroep, adres en eerdere ziekten (voor zover ik die relevant achtte…) heb vermeld, lopen we het terrein op. Mijn eerste indruk van het ziekenhuis is goed. De tuinen zijn netjes aangelegd, het gras is groen en de gebouwen zitten goed in de gele verf. Her en der staan groepjes verpleegsters. Het wit van hun jassen steekt prachtig af tegen hun donkere huid.

Al heeft me eindelijk een spreekkamer in weten te loodsen. Een stevige verpleegster met teveel baardharen vraagt naar m’n beroep en adres. Het schrift ligt opengeslagen voor haar. De televisie staat hard aan, een populaire Zuid-Afrikaanse soap. Ze krabbelt mijn klachten in het schrift en neemt vervolgens m’n bloeddruk en hartslag op. “Very normal” zegt ze tegen me als ze het apparaat afleest. “Now you pay first”, en ze wijst naar een gebouw verderop.

Als ik bij het loket 600 francs (1euro) heb betaald, begint het wachten. Op de deuren in de gang staan de namen van de dokters. We zitten in ieder geval goed. Tegenover ons ligt een vrouw uitgeteld op de houten banken. Malaria, gokken we. Een uurtje later is er plotseling activiteit. Eén van de dokters is gearriveerd. Een verpleegster pakt alle ingenomen schriften en leest de namen voor. Mijn onbegrijpelijke achternaam kort ze af tot “Van”. Ik ben als 10e aan de beurt.

Hoewel dokter Effoe Joffi regelmatig wordt onderbroken als iemand ongevraagd binnenvalt, ligt het tempo hoog. Na een half uurtje ben ik aan de beurt. De behandelkamer is schoon en ruikt opvallend fris. Rustig vraagt dokter Joffi naar mijn klachten. Ik schat haar begin dertig. Ze kijkt in mijn oor, stelt de diagnose en schrijft een recept uit. Het valt mee, mijn oor is geïrriteerd maar het lijkt niets ernstig. Opgelucht bedank ik haar. Al had gelijk; they know what they are doing.